Er zat gisterenavond een spijbelaar in onze wachtkamer. Meer bepaald: een jongen, Dennis, die veelvuldig niet op school geraakt (deze woorden zijn zorgvuldig gekozen). Ik zie hem voor het eerst in onze praktijk. Dennis zit ook in de wachtkamer van het leven ontdek ik later.
“U mag mij meteen mijn straf zeggen hoor mevrouw, dan moet ik uw tijd niet verspillen”. Ik leun naar voor en benadruk aan Dennis, ondanks en net omwille van zijn wantrouwigheid, dat hij belangrijk voor mij is en dat ik het volgende uur 3 dingen wil uitzoeken.
- Hoe het met hem gaat – écht met hem gaat?
- Waarom het voor hem moeilijk is om op school te geraken?
- Welke oplossingen we kunnen zoeken?
Dennis zijn aandacht is vluchtig, hij is in sneltempo afgeleid, elke prikkel in de kamer en zijn hoofd zorgt voor een nieuwe focus en impulsieve reactie. “Hoe het echt met mij gaat hé en een oplossing”, mijmert hij terwijl hij mijn bureau inspecteert om te kijken of hij wel thuishoort in de hulpverlening. “Oké, en wat was dat andere wat je zei? Waarom het zo moeilijk is voor jou om op school te geraken”. De essentiële waaromvraag waar we zo vaak aan voorbij gaan. Gedrag is communicatie.
Het idee om jongeren die spijbelen en hun ouders harder aan te pakken, zou wel eens een gevolg kunnen zijn van onze eigen pedagogische onmacht
Even de klimaatspijbelaars die doelbewust en vanuit een ideaal één dag per week niet komen opdagen en de vroegtijdige vakantiegangers die deze week in het nieuws kwamen ter zijde. Er is een andere, veel grotere, groep spijbelaars voor wie een evolutie naar “hard optreden” ons binnen enkele jaren tot de vaststelling zal leiden: wij zijn erg hardleers. Het idee om jongeren die spijbelen en hun ouders harder aan te pakken, zou wel eens een gevolg kunnen zijn van onze eigen – pedagogische – onmacht.
Zowel op niveau van het individu, van de maatschappij, van de economie, van ons uitkeringsstelsel delen alle betrokkenen eenzelfde doelstelling: zoveel mogelijk jongeren met een diploma uitrusten. De vraag is alleen: welke aanpak levert voor onze jongeren het meest en voor ons het minst werk op?
Ik draag voorzichtigheid overigens hoog in het vaandel. Er zijn nog te weinig concrete details over de aangekondigde maatregelen bekend en de mogelijkheid van een verfijnde benadering inzake een chronische spijbelproblematiek ligt nog steeds binnen het bereik van een toekomstig beleid.
De vraag is of we spijbelgedrag louter bij individuen kunnen leggen of dat deze individuen de vinger ook op een grotere wonde plaatsen. Het zoeken naar oplossingen lijkt op zijn minst een gedeelde verantwoordelijkheid.
Het is een vreemd idee: tekorten met tekorten bestrijden. We hebben geen selectieprocedure in de kinder- en jeugdpsychiatrie over welke jongeren die veelvuldig spijbelen wel en niet gezien worden. De categorie van jongeren die “gewoon niet naar school willen gaan” is eerder een opinie dan een praktijkvaststelling. Ik vind ze niet terug in mijn dossiers. Jongeren die weigeren naar school te gaan ten gevolge van een probleem, een tekort, een beschadiging, dat wel.
We zullen dus vooral elementen, ondersteuning, gaan moeten toévoegen om de jongeren die spijbelen terug op de schoolbanken te krijgen
Emotionele beschadigingen, sociale uitdagingen, economische tekorten, psychiatrische problematieken, moeilijkheden in aandacht en concentratie, in het kunnen opbrengen van motivatie en doelgerichtheid, cognitieve uitdagingen, problemen en loyaliteiten in bepaalde systemen, … (ik doe de opsomming zelf tekort). Deze obstakels zijn veelvuldig terug te vinden. We zullen dus vooral elementen, ondersteuning, gaan moeten toévoegen om de jongeren die spijbelen terug op de schoolbanken te krijgen.
In plaats van tekorten met tekorten te bestrijden en dingen weg te nemen: kindergeld, deelname aan aangename activiteiten op school, uitsluiting van bepaalde onderwijsinstellingen, … . We doen er goed aan jongeren – en hun ouders – te binden aan onze scholen, onze hulpverlening, onze maatschappij door de communicatie van hun gedrag te vertalen voorbij het idee van een gebrek aan inzet en motivatie.
In de praktijk zien we dat deze aanpak werkt. Vele leerkrachten, directies, leerlingenbegeleiders, hulpverleners die met hun voeten in de praktijk te staan, voelen dat we deze stroming moeten voeden. We beogen in deze materie overigens geen harde strijd met betrokken beleidsmakers, maar net een kwaliteitsvolle uitwisseling van informatie, onderzoek en praktijkkennis om een uitval in constructieve langetermijnoplossingen tegen te gaan.
We doen er goed aan jongeren – en hun ouders – te binden aan onze scholen in plaats van dingen zoals kindergeld weg te nemen
Er zat gisterenavond een jongen die veelvuldig spijbelt in onze wachtkamer. En we gaan hem aanpakken. We gaan hem hardnekkig opvolgen, aanklampend werken. We gaan hem (bij)sturen, ondersteunen en versterken. Maar niet door te straffen of te dreigen, zo verliezen we grip. We gaan met Dennis in relatie, we gaan hem proberen een plek te geven en we zullen ondersteuning aan de context bieden in plaats van dingen weg te nemen en hem nog meer te isoleren. Want ook Dennis heeft dromen over wat hij later wil worden, waar hij wil werken.
Dennis komt niet uit een economisch kwetsbaar gezin, hij is niet “slecht opgevoed” (deze informatie is totaal irrelevant en ongenuanceerd, maar u begrijpt dat harde oordelen soms zachtjes gecounterd moeten worden). Dennis is gewoon in het leven overvallen door een aantal omstandigheden waar we allemaal aan blootgesteld kunnen worden. En nu zit hij vast. In de wachtkamer.
Het uur is om. We hebben verschillende oorzakelijke factoren van Dennis zijn spijbelgedrag ontdekt, een aantal waar we (te) weinig vat op hebben, andere waarvoor we ondersteuning kunnen implementeren en de kans op die manier zo groot mogelijk maken dat deze jongen terug op de schoolbanken geraakt.
Ik ben me jammer genoeg bewust dat goede omkadering vaak onbereikbaar is voor veel jongeren
Op de to do-lijst staat: een opvolggesprek met Dennis inplannen, duidelijke afspraken met deze jongen maken om hem bij te sturen en te begrenzen, contact nemen met de context (school, ouders, … ) om een aangepaste pedagogische aanpak te installeren van repressief, bestraffend naar preventief, ondersteunend werken en met de kinder- en jeugdpsychiater kijken wat we ter ondersteuning voor deze jongen kunnen doen in zijn moeilijkheden met aandacht en concentratie, zijn impulsiviteit en zijn lijdensdruk.
Ik ben me jammer genoeg bewust dat deze omkadering te vaak onbereikbaar is voor veel andere jongeren die hier evenveel recht op hebben.
“Gij zei daarstraks dat ik belangrijk voor u was”. De afspraak is om en Dennis zit onderuit gezakt op zijn stoel. “Dat is wel raar, iemand die ge niet kent die belangrijk voor u is”. Ik geef hem terug dat wij eigenlijk hetzelfde doen: hij helpt zijn vrienden en ik probeer hem te helpen. “Anders moet ik mijn vrienden eens meebrengen”, zegt Dennis na een gedachtepauze.
“Marnik die praat niet graag, maar die is vorig jaar thuisgebleven toen zijn mama ziek was. Ze is nu gestorven en hij gaat nog altijd niet naar school. En Imad is ook een goede kameraad. Hij is een vluchteling, we hebben elkaar toevallig op straat leren kennen. Wat die allemaal meegemaakt heeft, dat kunt gij u niet voorstellen”. Ik knik instemmend, ik twijfel er niet aan dat dat mijn verbeelding ver te boven gaat. “Dan kunnen zij ook eens hun verhaal doen, want het gaat niet zo goed met hen denk ik, ze zeggen dat niet hé, maar ik zie dat”.